Speler A speelt in naar B,B kaatst de bal terug naar A die de bal in 1 tijd doorspeelt aan vragende C die de bal op zijn beurt speler B aanspeelt. Na de kaatst vraagt inlopende C de bal aan B . C neemt de bal mee en trapt op doel.
Variaties: A speelt naar B ..B draait open en speelt C aan die de bal op snelheid meeneemt en op doel trapt.
Je kan er nog vele variaties op toepassen maar ze hier allemaal neerpennen maar dan zijn we meer aan het lezen dan de rest.
Doorschuiven:a-b-c-a...
Oefening aan beide kanten uitvoeren
Pass -kaatsoefening met afwerken
